Onderzoek naar longfibrose

Effect van stoffen op longfibrose

Verschillende factoren spelen een rol bij het ontstaan van longfibrose. Genetische factoren spelen een rol, maar ook omgevingsfactoren, leeftijd en geslacht spelen mee. In deze studie kijken we naar de effecten van omgevingsstoffen op longfibrose.

Naast genetische factoren zijn er ook andere risicofactoren in de leefstijl en omgeving, zoals roken, bepaalde medicijnen of beroep, die een risico vormen voor het krijgen van de longfibrose. Onderzoek geeft meer inzicht in de rol hiervan.

Help ook mee onderzoek mogelijk te maken

Dit onderzoek in het kort:

Doel onderzoek:Het effect van omgevingsstoffen en DNA-veranderingen op de ontwikkeling van longfibrose.
Omschrijving onderzoek

In mijn promotie-onderzoek bestudeer ik het effect van hoeveelheid van roken op de overleving van patiënten met longfibrose. Hierbij wordt ook rekening gehouden met het type tabaksproduct wat gerookt werd. Tot nu toe is dit alleen gedaan op het niveau van rookstatus (ex-roker vs nooit roker). Er zijn in dit onderzoek meer dan 1000 patiënten geanalyseerd. 

Een ander onderzoek dat onderdeel is van mijn promotietraject, is een onderzoek onder patiënten met de ziekte asbestose. Dit is een vorm van longfibrose die ontstaat na langdurige blootstelling aan asbestvezels (vaak gebeurd tijdens het werk). Bekend is dat lang niet iedereen die is blootgesteld ziek wordt. In dit onderzoek hebben wij aangetoond dat een bouwsteen van het DNA bij patiënten met asbestose  is veranderd ten opzichte van gezonde patiënten. Deze DNA-verandering wordt ook vaak in verband gebracht met andere vormen van longfibrose, zoals o.a. IPF. Hiermee tonen wij aan dat asbestose een vorm van longfibrose is die ook overeenkomsten heeft met een van de meest voorkomende vormen van longfibrose, IPF. Hiermee  is er meer duidelijkheid over de ontstaanswijze van deze ziekte.

Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het instituut Asbestslachtoffers (IAS) en het Bichat-Claude Bernard ziekenhuis (Parijs) .

Onderzoeker
Mark Platenburg, MD,MSc

Mark Platenburg, MD,MSc

Onderzoeksperiode2018-2022
Mede mogelijk gemaakt doorInstituut asbest slachtoffers (IAS) & St. Antonius Onderzoeksfonds

Onderzoeken en resultaten

In het kort

Uit dit onderzoek blijkt dat ernstige rokers een slechtere overleving hebben dan mensen die nooit hebben gerookt of minder zwaar hebben gerookt. Deze data laten zien dat in een vroeg stadium minder roken ervoor zorgt dat patiënten met longfibrose langer leven.

Uitgebreide toelichting

Roken is een belangrijke oorzaak voor verschillende longziekten. Voor interstitiële longziekten (ILD) is aangetoond dat patiënten met IPF, NCIP, RA-IlD vaker rokers zijn. Terwijl patiënten met EAA vaker niet roken. Studies die kijken naar het effect van roken op sterfte van patiënten met ILD, richtten zich er tot nu toe vooral op of iemand wel of niet rookte, maar niet op hoeveel iemand rookte.

In dit onderzoek hebben wij gekeken naar het verschil in sterfte tussen mensen die nooit gerookt hebben, mild tot matige rokers en ernstige rokers. Hieruit blijkt dat ernstige rokers de slechtste overleving hebben, gevolgd door milde rokers en tenslotte patiënten die nooit gerookt hebben. Deze data laten zien dat in een vroeg stadium minder roken ervoor zorgt dat patiënten met longfibrose langer leven.

In het kort

Uit dit onderzoek blijkt dat asbestose behoort tot de groep longfibrosesoorten die een verband hebben met het MUC5B-gen. Dit kan belangrijk zijn voor de behandeling van asbestose en voor inschatten van het risico bij blootstelling aan asbest.

Uitgebreide toelichting

Asbest is niet alleen kankerverwekkend, maar kan ook zorgen dat iemand asbestose krijgt. Bij asbestose ontstaat er littekenweefsel in de longen doordat iemand langdurig asbestvezels heeft ingeademd. De ziekte behoort tot de groep longfibrose. De hoeveelheid littekenweefsel neemt vaak steeds verder toe (progressief), waarbij de patiënt kortademig en vermoeid wordt. Meestal zijn patiënten door hun werk in contact gekomen met asbest. Ondanks strenge asbestmaatregelen blijven we patiënten zien met asbestose, omdat er gemiddeld 20 tot 40 jaar zit tussen blootstelling aan asbest en ontwikkeling van klachten.

Tot nu toe is nog weinig bekend over het ziekteproces bij asbestose. We weten niet waarom de ene patiënt wel en de andere geen longfibrose ontwikkelt. Bij andere vormen van longfibrose is bekend dat afwijkingen in het DNA een verband hebben met het ontwikkelen van de ziekte. In het bijzonder de genetische risicovariant in het promotergebied van het MUC5B-gen (rs35705950). In deze studie werd de onderzoeksvraag beantwoord of de MUC5B-risicovariant de kans op asbestose vergroot.

In samenwerking met het instituut Asbestslachtoffers en een Frans ziekenhuis zijn 78 patiënten met asbestose en 600 gezonde patiënten geanalyseerd.

Resultaat

Ons onderzoek laat voor het eerst zien dat de MUC5B-risicovariant vaker voorkomt bij patiënten met asbestose dan in gezonde patiënten (29% vs. 11%). Asbestose behoort hiermee tot de groep longfibroses die een verband heeft met een MUC5B-gen. Dit kan gevolgen hebben voor de behandeling van asbestose en voor het inschatten van het risico bij blootstelling aan asbest.

Uit het onderzoek blijkt dat de genetische risicovariant drie tot vier keer vaker voorkomt bij patiënten met asbestose vergeleken met de controlegroep. Dit werd aangetoond in drie onafhankelijke patiëntengroepen. 

Terug naar boven