3 miljoen voor onderzoek om behandeling aortaklep te verbeteren
Zorgt bloedverdunning op maat voor minder bloedingen en bloedstolsels na een nieuwe hartklep via de lies?
Het St. Antonius Hartcentrum heeft drie miljoen subsidie toegewezen gekregen van ZonMw. Met dit bedrag start het Hartcentrum een groot internationaal wetenschappelijk onderzoek naar een betere behandeling van patiënten die een nieuwe aortaklep via de lies (TAVI) hebben gekregen. De arts-onderzoekers willen aantonen dat het beter is om het type en de duur van bloedverdunning na de ingreep af te stemmen op de individuele patiënt. Dit zou bloedingen kunnen voorkomen en de kans op een herseninfarct kunnen verkleinen.
Bij patiënten die een nieuwe aortaklep hebben gekregen via de lies (de zogenaamde TAVI ingreep), kan na verloop van tijd een laagje stolsel ontstaan op de nieuwe klep (kleptrombose). Om kleptrombose tegen te gaan, slikken patiënten na de ingreep vaak levenslang aspirine als bloedverdunner. Dit verhoogt echter het risico op bloedingen, vooral bij de oudere TAVI patiënt.
“Uit eerder onderzoek is gebleken dat ondanks aspirine-gebruik, bij ongeveer een kwart van de patiënten zo’n laagje stolsel op de nieuwe klep ontstaat. De stolsels kunnen een TIA of zelfs een herseninfarct veroorzaken. We denken daarom dat het voor sommige patiënten beter is om een sterker antistollingsmiddel te gebruiken, een zogenaamde NOAC; in dit geval een lage dosis van de NOAC apixaban. Terwijl het voor patiënten die geen stolsel ontwikkelen misschien juist beter is om helemaal geen bloedverdunners te nemen om bloedingen te voorkomen.” aldus Cardioloog en hoofdonderzoeker Jur ten Berg van het St. Antonius.
CT scan
Om te beoordelen of patiënten een laagje stolsel op de nieuwe klep ontwikkelen, wordt bij de helft van de patiënten in het onderzoek drie maanden na de TAVI-ingreep een CT scan gemaakt. Als er stolsel op de nieuwe klep zit, krijgt de patiënt de sterkere bloedverdunner apixaban. Als er geen stolsel op de klep zichtbaar is, wordt gestopt met aspirine om bloedingen te voorkomen. Met dit gerandomiseerde onderzoek wil het St. Antonius aantonen dat dit voor patiënten een betere behandelprocedure is na een TAVI.
Samenwerking
Het St. Antonius Ziekenhuis coördineert het onderzoek in samenwerking met een onderzoeksinstituut in Parijs. Vijfentwintig tot vijftig ziekenhuizen in Europa gaan samen ongeveer 2400 patiënten onderzoeken. “In Nederland hebben de TAVI centra onderling een goede samenwerking. Dat gaat ons helpen om genoeg patiënten te kunnen onderzoeken en de studie tot een goed einde te kunnen brengen”, vertelt arts-onderzoeker Christiaan Overduin van het St Antonius Ziekenhuis, die de coördinatie van de studie op zich neemt.
De resultaten laten nog even op zich wachten; de studie duurt bijna 6 jaar. Bij positieve resultaten hoopt het St. Antonius de nieuwe behandeling straks als standaard procedure aan TAVI-patiënten te kunnen aanbieden. Ten Berg: “We hebben nog een lange weg te gaan, maar zijn heel blij met deze subsidie, omdat het ons de kans geeft om te onderzoeken of dit een strategie is die straks veel patiënten meer kwaliteit van leven kan geven omdat ernstige complicaties worden voorkomen.”
Informatie
Heeft u als patiënt, specialist of verwijzer vragen over dit onderzoek? Neem dan contact op met arts-onderzoeker Christiaan Overduin via c.overduin@antoniusziekenhuis.nl